Polyamorie

VAN LONGHOUSE TOT VRIJE LIEFDE: PLEIDOOI VOOR RELATIONELE DIVERSITEIT

In een samenleving waarin intieme relaties vaak in tweetallen, huwelijken en hokjes worden gestopt, laten queer- en polyamoreuze vormen van samenzijn zien dat er ook andere manieren van verbondenheid zijn. zowel in de menselijke geschiedenis als in de biologie vinden we talloze voorbeelden die laten zien dat liefde, intimiteit en zorg vele vormen kunnen aannemen. dat besef nodigt uit om normen te bevragen en ruimte te scheppen voor een samenleving waarin mensen hun relaties vormgeven op een manier die past bij wie ze zijn.

Door Stephanie Schnörr & Chantal van der Putten

‘Door de eeuwen heen en in uiteenlopende culturen hebben mensen verschillende manieren gevonden om liefde, zorg en verbondenheid vorm te geven’ – Stephanie Schnörr & Chantal van der Putten

In de westerse samenleving groeit het bewustzijn dat liefde, intimiteit en zorg niet hoeven te passen binnen vooraf opgelegde normen. Steeds meer mensen kiezen ervoor om relaties vorm te geven buiten het dominante hetero-monogame één-partnerconstruct: zij delen intimiteit en zorg met meerdere geliefden, leven in non-monogame families die losstaan van exclusiviteit of verkennen relationele openheid als een bewuste ethische én politieke keuze (1).

GEEN MODERNE UITVINDING

Relaties buiten het exclusieve één-partnermodel zijn geen moderne uitvinding. Door de eeuwen heen en in uiteenlo- pende culturen hebben mensen verschillende manieren gevonden om liefde, zorg en verbondenheid vorm te geven. Van families waarin de afstamming via de moeder loopt (matrilineaire familiesystemen) tot huwelijken waarbij één vrouw met meerdere mannen is getrouwd (polyandrie) of één man met meerdere vrouwen (polygynie).

Bij de Mosuo in China bestaat nog steeds het gebruik van walking marriages: partners brengen de nacht samen door, maar wonen verder bij hun eigen matrilineaire familie. Kinderen groeien op bij de moeder, in een huishouden waar zorg en opvoeding gezamenlijk worden gedragen (2). In Tibet en in sommige dorpen in India komt fraternal polyan- drie voor, waarbij een vrouw met meerdere broers trouwt om land en eigendom binnen de familie te houden. Deze tradities worden wel steeds zeldzamer (3, 4, 5).

Ook in andere delen van de wereld zijn er vormen van re- lationele diversiteit. Zo beschreef de Amerikaanse antropo- loog Lewis H. Morgan in 1877 de Iroquois (Haudenosau- nee) als gemeenschappen waarin afstamming via de moeder liep en grote longhouse-clans gezamenlijk voor elkaar zorgden. Mannen en vrouwen genoten er relatief veel gelijkheid, terwijl het kerngezin deel bleef uitmaken van bredere verwantschapsgroepen (6). In West-Afrika is juist polygynie wijdverspreid: in landen als Burkina Faso, Mali en Nigeria leeft tot wel een derde van de bevolking in huwelijken waarbij één man met meerdere vrouwen trouwt (7).

Europa kent ook een lange en veelzijdige geschiedenis van relaties buiten het klassieke één-op-één huwelijk. In de oudheid waren er naast het huwelijk ook andere erkende verbintenissen, zoals het Griekse pallakē (bijvrouw) en het Romeinse concubinatus en contubernium (8, 9). Dit waren vaste relaties zonder formeel huwelijk, soms monogaam maar soms ook onderdeel van grotere meervoudige leefverbanden.

Eeuwen later kwamen bij Europese elites en in sommige religieuze gemeenschappen ook af en toe meervoudige huwelijken of langdurige driehoeksrelaties voor. Dat gold bijvoorbeeld voor delen van Scandinavië, in de tijd voordat het christendom er werd ingevoerd en de heidense tradities nog de norm waren (10). Of bij de 16e-eeuwse Münstera- nabaptisten, een radicale doopsgezinde beweging die tijdens hun korte heerschappij in Münster religieus gemotiveerde meervoudige huwelijken invoerde (11).

In de 18e en 19e eeuw experimenteerden sommige aristocratische kringen openlijk met ménages à trois. In dezelfde periode ontwikkelden socialistische denkers nieuwe idealen van vrije liefde en collectieve zorg. Zo ontwierp Charles Fourier gedetailleerde plannen voor zogenoemde phalanstères: gemeenschappen waarin mensen meerdere liefdes konden beleven en opvoeding en huishoudelijke taken gezamenlijk werden georganiseerd (12). Daarnaast werkte Robert Owen aan soortgelijke hervormingsplannen voor modeldorpen, waar liefde en zorg niet aan één partner of gezin waren gebonden maar onderdeel waren van het collectieve leven (13).

BIOLOGISCHE VEELZIJDIGHEID

Polyamorie en non-heteronormatieve relatievormen hoe- ven zich niet te beroepen op ‘de natuur’ om bestaansrecht te hebben. Toch kan het verhelderend zijn om te zien dat er niet één biologische standaard is voor menselijke relaties. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat mensen relationeel veelzijdig zijn: ze kunnen langdurige hechtingen aangaan én meerdere emotionele en seksuele verbindingen tegelijkertijd hebben (14, 15).

Uit onderzoek blijkt dat slechts 3 tot 9% van de zoogdier- soorten sociaal monogaam is. Dat betekent dat ze langdurig één partner hebben zonder anderen. Bij primaten, de groep zoogdieren waartoe mensen, apen en lemuren behoren, ligt dat percentage op 29%. De meeste zoogdieren hebben in de loop van hun leven meerdere partners, soms gelijktijdig, afhankelijk van hun sociale omgeving en leefomstandigheden (16).

Ook bij mensen zien we een grote variatie in relatievormen. Naast diepgaande bindingen met één partner bestaan er ook vormen van seksueel en emotioneel pluralisme, zoals polyamorie: het bewust aangaan van meerdere liefdesrela- ties tegelijk. Onderzoek laat zien dat zulke relaties voor veel betrokkenen vergelijkbare relatiekwaliteit en welzijn kunnen hebben als monogame relaties, mits ze consensueel en ethisch zijn ingericht (17, 18).

Mensen vertonen verder relatief constante seksuele ontvankelijkheid en het vermogen om gelijktijdig emotionele hechtingen met meerdere partners aan te gaan, wat wijst op een biologische basis voor relationele flexibiliteit (19). Ook ons brein sluit hierbij aan: het hormoon oxytocine, vaak het ‘knuffelhormoon’ genoemd, komt vrij bij sociale en intieme contacten en helpt zo gevoelens van verbondenheid en hechting te versterken, ook in meervoudige relaties (20).

Ook al toont de biologie dat meervoudige liefde mogelijk is, nog belangrijker is het besef dat liefde geen zero-sum game is: het is geen wedstrijd waarbij de winst van de één automatisch het verlies van een ander betekent. Het is daarentegen een gevoel dat niet opraakt als je het deelt (21). Liefde voor meerdere mensen kan tegelijkertijd bestaan zonder dat dit afbreuk doet aan de intensiteit of waarde van die gevoelens (17). Dat ons lichaam en brein ruimte bieden voor zulke meervoudige liefde betekent niet dat iedereen zo moet leven, maar het ontkracht wel het idee dat monogamie de enige natuurlijke relatievorm is.

POLITIEK-SOCIOLOGISCHE GESCHIEDENIS

Waar biologische factoren laten zien dat meervoudige liefde mogelijk is, laten maatschappelijke structuren zien welke relatievormen de norm worden. In Europa is de huidige dominantie van het monogame model met één partner niet het gevolg van een natuurlijke noodzaak, maar van historische keuzes die samenhingen met machtsverhoudingen en economische structuren. In veel prekapitalistische samenlevingen bestonden familie- en zorgnetwerken buiten het exclusieve paar, zoals de matrilineaire systemen waarin afstamming en erfopvolging via de moederlijn verliepen en zorg collectief werd georganiseerd. Met de opkomst van privébezit, erfopvolging en arbeidsverdeling kreeg het huwelijk echter een nieuwe functie: het werd een juridisch instrument om arbeid, kinderen en eigendom te reguleren, in lijn met het opkomende patriarchaat (6, 22, 23).

Dit gezinsideaal bleef niet beperkt tot Europa. Toen Europese landen, waaronder Nederland, de wereld introkken om gebieden onder koloniaal gezag te brengen, namen ze niet alleen hun politieke en economische systemen mee, maar ook hun ideeën over hoe een gezin eruit zou moeten zien. Het heteroseksuele kerngezin werd voorgesteld als de hoeksteen van ‘beschaving’. Relationele tradities die hier niet in pasten, zoals gemeenschappelijke opvoeding, niet-exclusieve seksualiteit of matrilineaire familiestructuren, werden bestempeld als primitief, onzedelijk of onontwikkeld. Zo werd het kerngezin geen neutrale samenlevingsvorm, maar een bewust opgelegd systeem: relaties moesten overzichtelijk, controleerbaar en erfbaar zijn (24). Polyamorie paste daar simpelweg niet in (25).

DE NEDERLANDSE SITUATIE: HET JURIDISCHE TWEETAL

Het koppelmodel kreeg ook in Nederland een centrale plek in de kerk, de economie en het sociale leven. Tot ver in de twintigste eeuw hing maatschappelijke erkenning sterk samen met het (hetero)huwelijk en het gezin. Juridisch partnerschap, sociale zekerheid en ouderschapsrechten zijn nog steeds primair gericht op het exclusieve duo (26).

Vandaag de dag erkent de wet nog altijd slechts één partner per persoon, vertrekkend vanuit een impliciet heteronormatief en monogaam ideaal. Je mág van meer mensen houden, maar officieel telt alleen die eerste relatie. Dit heeft concrete gevolgen voor ziektekostenverzekeringen, ouderlijke rechten, belastingvoordelen en zelfs de toegang tot woonruimte. Het systeem faciliteert het liefdeskoppel, terwijl relationele vormen die daarvan afwijken structureel buiten beeld blijven (27, 28).

Tegelijk bestaat de hardnekkige mythe van Nederlandse progressiviteit: open relaties en gelijke huwelijksrechten voor iedereen lijken ons modern en inclusief. Maar onder die oppervlakte blijft het traditionele koppelmodel dominant: hetero- of homonormatief, maar vrijwel altijd met twee. Voor relationele diversiteit, zoals polyamorie, is weinig ruimte. Het wordt vaak afgedaan als een fase, een stadsexperiment of iets ‘voor de elite’ (26).

Dat beeld klopt niet. Polyamorie en queerrelationele praktijken bestaan in uiteenlopende vormen, lagen van de bevolking en leefstijlen. Het probleem is niet dat ze er zijn, maar dat ze door het juridisch en maatschappelijk systeem niet erkend worden. Een samenleving die gelijkheid en inclusiviteit serieus neemt, dient ook ruimte te bieden aan relationele diversiteit. Zolang alleen het tweepersoonsmodel wettelijk wordt ondersteund, blijven andere vormen van liefde onzichtbaar en uitgesloten.

‘Vanuit queerperspectief gaat het niet om meer partners, maar om meer ruimte voor diverse manieren van leven’ – Stephanie Schnörr & Chantal van der Putten

QUEERPERSPECTIEF

Tegenover het dominante koppelmodel staat al decennialang een queertegenbeweging die laat zien dat liefde, zorg en gemeenschap ook op andere manieren vorm kunnen krijgen. Binnen queergemeenschappen is polyamorie geen vluchtige trend, maar een bewuste keuze.

Al in de jaren ’70 en ’80 bekritiseerden feministische en lhbtiq+-bewegingen het idee dat koppels de enige ‘juiste’ manier van samenleven zijn. Niet alleen vanwege seksuele exclusiviteit, maar vooral vanwege de rol van exclusieve relaties bij het in stand houden van bezit, afhankelijkheid en sociale hiërarchie. Het loskoppelen van zorg en intimiteit van juridische of bloedbanden doorbrak wat als ‘normaal’ werd gezien (29).

Deze kritiek kreeg een radicale verdieping tijdens de aids- crisis. In een tijd van massale sterfte, overheidsonverschilligheid en sociaal stigma ontstonden alternatieve zorgnetwerken, de zogenoemde chosen families. Hierbij werden liefde en zorg vaak in meervoudige verbanden gedeeld. Relationele diversiteit was hier geen luxe, maar een noodzaak (30).

Vandaag zetten activisten en gemeenschappen dit gedachtegoed voort. Polyamorie wordt daarbij gezien als een relationele praktijk gebaseerd op consent, empathie en wederkerigheid. Dit is een bewuste afwijzing van systemen van bezit, controle en uitsluiting. Vanuit een queerperspectief gaat het niet om meer partners, maar om meer ruimte voor diverse manieren van leven, zorgen en liefhebben (31).

TOT SLOT

Polyamorie is geen recept voor universeel relationeel geluk, net zomin als monogamie dat is. Wat het wel blootlegt, is dat liefde niet alleen persoonlijk is, maar ook politiek. Wie afwijkt van het dominante relatie- en gezinsmodel, botst al snel op systemen die daar niet op ingericht zijn: van belastingwetgeving tot zorgstructuren, van sociale acceptatie tot juridisch ouderschap. In die zin gaat polyamorie niet alleen over hoe je liefhebt, maar ook over wie ruimte krijgt om dat op eigen voorwaarden te doen.

Voor wie zich wél thuis voelt in de norm, hoeft daar niets aan te veranderen. Maar zolang alleen het monogame tweetal volledige maatschappelijke erkenning krijgt, is er geen gelijk speelveld. Relationele en seksuele diversiteit vraagt niet om de afschaffing van de norm, maar om het doorbreken van het idee dat er maar één legitieme vorm van liefde bestaat. Alleen dan ontstaat er ruimte voor mensen om hun relaties vorm te geven op een manier die recht doet aan wie ze zijn.

Echte inclusie betekent niet alleen tolerantie van verschillen, maar ook het herontwerpen van onze sociale en juridische systemen, zodat alle vormen van liefde en zorg erkenning krijgen. Zo maken we ruimte voor een samenleving waarin iedereen kan liefhebben en zorgen buiten opgelegde normen en daarin zichzelf kan zijn.

1. Cardoso, D., Pascoal, P. M., & Maiochi, F. H., Defining polyamory, Archives of Sexual Behavior, 2021.
2. Su, J., & Abe, D., Portrayal of a cultural symbol, Japanese Review of Cultural Anthropology, 2023.
3. Beall, C. M., & Goldstein, M. C., Tibetan fraternal polyandry, American Anthropologist, 1981.
4. Rahimzadeh, A., Fraternal polyandry and land ownership in Kinnaur, Human Ecology, 2020.
5. Hindustan Times, Wife of two brothers, 2025.
6. Morgan, L. H., Ancient society, Macmillan, 1877.
7. Pew Research Center, Polygamy is rare around the world, 2020.
8. Silver, M., Slave-Wives, Single Women and “Bastards”, Oxbow Books, 2018.
9. Frier, B. W., & McGinn, T. A. J., A casebook on Roman family law, Oxford University Press, 2004.
10. Jochens, J., Women in Old Norse Society, Cornell University Press, 1995.
11. Hsia, R. P.-C. (red.), The German People and the Reformation, Cornell University Press, 1988.
12. Beecher, J., Charles Fourier, University of California Press, 1986.
13. Owen, R., A new view of society and other writings, Penguin, 1991 (oorspr. 1813).
14. Moors, A. C., Interest in relationships beyond “The Couple”, The Journal of Sex Research, 2016.
15. Moors, A. C., Conley, T. D., Edelstein, R. S., & Chopik, W. J., Attached to monogamy?, Journal of Social and Personal Relationships, 2014.
16. Lukas, D., & Clutton-Brock, T. H., The evolution of social monogamy in mammals, PNAS, 2013.
17. Moors, A. C., Gesselman, A. N., & Garcia, J. R., Desire, familiarity, and engagement in polyamory, Frontiers in Psychology, 2021.
18. Conley, T. D., Ziegler, A., Moors, A. C., Matsick, J. L., & Valentine, B., The benefits and outcomes of monogamous relationships, Personality and Social Psychology Review, 2013.
19. Barash, D. P., Out of Eden, Oxford University Press, 2016.
20. Carter, C. S., Oxytocin pathways, Annual Review of Psychology, 2014.
21. Burleigh, T. J., Rubel, A. N., & Meegan, D. V., Zero-sum thinking about love, Psychology & Sexuality, 2017.
22. Engels, F., The Origin of the Family, International Publishers, 1972 (oorspr. 1884).
23. Reed, E., Woman’s evolution, Pathfinder Press, 1975.
24. Philips, R., Settler colonialism and the nuclear family, Canadian Geographer, 2009.
25. McEwen, H., Nuclear power, Development Southern Africa, 2017.
26. Roodsaz, R., The ‘hard work’ of polyamory, Journal of Gender Studies, 2022.
27. Bolder Advocaten, Just the three of us, 2023.
28. Mynta Law, Residence permits for polygamous relationships, geraadpleegd 6 aug. 2025.
29. Cohen, C. J., Punks, bulldaggers, and welfare queens, GLQ, 1997.
30. Weston, K., Families we choose, Columbia University Press, 1991.
31. Jackson Levin, N., Kattari, S. K., Piellusch, E. K., & Watson, E., Navigating “Chosen Family”, IJERPH, 2020.